donderdag 29 december 2011

Het gele dorp



Saint Pompon is een geel dorp, de huizen zijn gebouwd van bij elkaar geraapte stenen van een zeldzaam mooie pastelkleur. Vroeger was het dorp nog veel geler. Zo'n honderd jaar geleden bevond zich hier namelijk een okermijn van de Société des Ocres de France, een kleurstoffabriek. Deze activiteit werd oorspronkelijk opgezet door de Romeinen. Het woord oker / ocre stamt uit het oude Grieks, Okhra betekent geel zand.



Even wat technische informatie. Aan de linkeroever van het beekje La Lousse heeft de natuur enorme hoeveelheden knalgeel zand neergelegd. Dit zand bevat 10 tot 20% ijzerhydroxide van het type Goethite. Toen de mijn nog actief was, werd deze stof uit het zand gewassen en kwam dan in een bassin terecht. Het spul zakte naar de bodem waarna men het bassin liet leeglopen. Van mei tot september kon de massa dan drogen. Eenmaal droog werd de Goethite tot 800 à 900°C verhit, waardoor het zich transformeerde tot Hematite, de kleurstof die we als oker kennen. De Société des Ocres de France bestaat nog steeds. De mijn van Gargas, op de Montagne du Luberon (Vaucluse) is nog de enige actieve in Europa. Met de komst van de chemische kleurstoffen is er niet veel markt meer voor.
In Saint-Pompon is het al weer bijna honderd jaar geleden dat de mijn zijn poorten sloot. Op de oude ansichtkaart is te zien dat het vroeger een drukke bedoeling moet zijn geweest. Wat is er nog van over? Op de plek staat een ruïne van wat vroeger het kantoorgebouw zal zijn geweest, alleen de klimop lijkt er nog in te zijn geïnteresseerd. In La Lousse zie je de restanten van de rails die het goederentreintje naar het stationnetje van Saint-Pompon leidde, waar de overslag van de 25 kg zakken gebeurde. Er ligt nog steeds veel geel zand. Dit wordt tegenwoordig gebruikt als bouwmateriaal. In de Périgord wordt er in combinatie met kalk en/of witte cement metsel- en voegspecie van gemaakt. Het zand wordt tegenwoordig beheerd door vader en zoon Laplanche. Af en toe komen ze mij een bergje brengen, tegen 7 euro per kuub.


De restanten het het spoorlijntje


Het voormalige kantoor

woensdag 28 december 2011

In de buik van de wereld



Deze zomer berichtte ik u dat ik op aanwijzing van een boer een grot had ontdekt. De boer dacht dat het een réfuge was, een schuilplaats waar de boeren zich vroeger verstopten zodra er een roversbende in aantocht was. Dat leek mij niet aannemelijk, want voor een schuilplaats zou je geen traptreden in de rotsen uithakken, een schuilplaats zou juist onzichtbaar moeten zijn. Eind juli ben ik voor de eerste keer door het uitgehouwen gat naar binnen gekropen. Ik kon bij het dovende gasvlammetje van mijn aansteker nog nèt zien dat er vanuit de ondergrondse ruimte nog een gangetje verder naar beneden liep. Gisteren zijn we teruggegaan, ditmaal gewapend met enkele forse zaklampen. Hier is mijn relaas.



Ook als je weet waar de entree zich bevindt, moet je heel goed zoeken. Op zo'n dertig meter afstand van het zandweggetje dat het beekje de Lousse volgt, ligt het, verscholen in het struikgewas. Op het eerste gezicht lijkt het gewoon een gat in de grond, zoals er in het kalkmassief zo veel zijn. Bij nader inzien zie je een boogpoortje dat door mensenhanden moet zijn gemaakt. Onder het boogpoortje zijn een stuk of tien primitief uitgehouwen traptreden te zien. Het gangetje waar je in terecht komt, lijkt voor kabouters gemaakt. Met moeite wring ik me er doorheen en dat duurt eventjes want het kronkelige gangetje is veel langer dan gedacht, ik schat zo'n zes meter. Ik kom nu in een rechthoekig vertrek terecht van ongeveer drie bij drie meter. In de wand is een nisje uitgehouwen, vermoedelijk om er een olielampje in te zetten. Aan de overzijde bevindt zich weer een gangetje naar beneden. In de diepte zie ik een soort waterput waarover een loopplank ligt. Eenmaal deze plank bukkend en kruipend te zijn gepasseerd, kom ik in een kametje van ca. anderhalf bij twee meter. Aan de ene kant zie ik een soort natuurlijke ventilatiepijp, er is luchtverplaatsing. Aan de andere kant is weer een gangetje naar beneden. Meteen na een bochtje kan ik links of rechtsaf. Ik kies voor links en kom in twee kleine ruimtes die via een nauw gangetje met elkaar zijn verbonden. Eén van die twee geeft wéér uitzicht op een gangetje, maar dat is voor mij te klein. Hier moet ik helaas stoppen. Op de terugweg kies ik voor het andere gangetje. Hierdoor kom ik in een ruimte terecht van twee bij twee meter. Ik zou verder naar beneden kunnen, ware het niet dat er een instorting is geweest.
Nee, dit is bepaald geen réfuge, dit is een woonhuis geweest. Of liever gezegd een ondergronds appartementencomplex. Hoe groot zou dit complex in werkelijkheid zijn?
Hier in de buik van de wereld, met zijn kronkelige gangetjes en kleine kamertjes, ga je automatisch wegdromen. Wie zal hier vroeger hebben gewoond? De kapotte vuurpot die in de put ligt, plus restanten van enkele houten gereedschappen, bewijzen dat de grot nog niet zo heel lang geleden werd bewoond. Misschien leefde hier vijftig of honderd jaar geleden nog een arm boerengezin dat zich geen huis kon permitteren. Een gezin met heel veel kinderen, er zijn slaapkamertjes genoeg. Maar wanneer is de bewoning ooit begonnen? Duizend jaar geleden? Tienduizend jaar geleden? Dat laatste lijkt wel waarschijnlijk.

De boer, Carine en ik zijn de enige drie mensen die de lokatie van de grotwoning kennen. Gelukkig maar, want daarmee is alles intact gebleven, vernielingen zijn er niet gebeurd. Uit respect voor het verleden heb ik mijn piepstok thuis gelaten. Het zou mooi zijn als hier de boel onderzocht zou worden, maar dan wel professioneel. Wellicht zal men dan stenen gereedschappen vinden, het zou me niet verbazen.

vrijdag 23 december 2011

Hemelen


Waarom die ik al die moeite? Duizend kilometer rijden, een huis opwarmen waarvan de meterdikke natuurstenen muren vol kou zitten... Er is een eenvoudige verklaring voor. Alles wat we in het noorden als luxe beschouwen, is in de hemel plotseling heel gewoon. Een klont boter, een truffeltje, zuurdesembrood en een fles Pécharmant, meer heeft een mens niet nodig om de hemelpoort te passeren. In de hemel hoef je nauwelijks iets te kopen, je moet gewoon bukken en oprapen. Wie wil er geen duizend kilometer rijden om in de hemel te komen? Het alternatief is dat je je hele leven braaf bent en dan nog ben je belast met de erfzonde. Zelfs van moeder Thérésa weten we niet zeker of ze in de hemel zit. Maar van mezelf weet ik het wel degelijk. Mijn hemel is bovendien polyvalent omdat deze de mogelijkheid geeft om af en toe weer op aarde te komen om te zien hoe het daar is. Hemelen, dat is het liefste wat ik doe. Bestaat daar ook een Frans werkwoord voor? De mensen in het dorpscafé begrepen niet wat ik met die vraag bedoelde. Logisch, want als je in de hemel geboren bent, besef je niet dat je er woont. In gezamenlijk overleg hebben we het nieuwe Franse werkwoord Cieler bedacht. Je ciele, tu cieles, nous cielons. Et vous? Est-ce-que vous cielez aussi de temps en temps?

donderdag 22 december 2011

Een weldadige warmte

Achteraf gezien ben ik vreselijk dom geweest, met als gevolg dat we in de winter altijd blauwbekten, rillend onder de douche stonden en onder vochtige lakens sliepen. Jarenlang heb ik gewerkt om het huis helemaal af te maken, als sluitstuk ging ik isoleren. Dat had ik beter andersom gedaan. Want dat er ergens een plintje mankeert of een deur nog niet geschilderd is, dat is minder belangrijk dan behaaglijke warmte. Jarenlang zijn we aan het zeulen geweest met extra zibrokaminkacheltjes. En zie, nadat ik de boel heb geïsoleerd, staan die kacheltjes werkeloos te kijken. We hebben ze niet meer nodig. In de living, de badkamer, overal is het voortaan behaaglijk. De kosten van de totale isolatie? Misschien duizend euro. Dat bedragje zal snel zijn terugverdiend.
In ons tweede project in Saint-Pompon, de forge (oude smederij), heb ik het gelukkig anders aangepakt. De vloerverwarming is onlangs aangesloten en dankzij enkele kilometers glaswol is het ook daar zalig toeven geworden.

maandag 19 december 2011

Sneeuw, trap en fruits de mer


Zo, hier zijn we dan weer in Saint-Pompon. Onderweg waren er plotselinge stukjes waar wat sneeuw was gevallen, uiteraard hingen op die plaatsen bosjes auto's in de vangrails. Kennelijk heeft de mensheid veel vertrouwen in zijn peuzjootjes, te veel. Enfin, zodra we de Périgord binnenreden, had ik warempel een zonnebril nodig. Een roze bril kon ik wel gebruiken bij het aanschouwen van onze eeuwenoude trap. Hier in de Périgord woont vrijwel iedereen op de eerste etage, de begane grond was vroeger voor de varkens, kippen en schapen bestemd. De trap was ditmaal bezet met aangekoekte druivenrestanten, morgen de hogedrukspuit van stal halen.

Maar nu even iets positievers. De plaatselijke restaurateur Bruno had vernomen dat we zouden arriveren. Hij stond ons aan de deur op te wachten met een plateau fruits de mer. Kijk, denk ik dan, als ik over een paar weken weer in Schilde arriveer, welke restaurateur staat dan paraat? Helemaal niemand. En dat is zo mooi van zo'n Frans dorpje, de mensen leven met je mee. Ze beseffen dat je na een autorit van tien uur wel een hapje en een slokje kunt gebruiken.

dinsdag 13 december 2011

De vierkante truffel

Vandaag heb ik op mijn andere blog een artikel geplaatst over de kleuren en vormen van truffels. Er zijn tegenwoordig zelfs al vierkante!

Zie http://norbertkoreman.blogspot.com

vrijdag 9 december 2011

Zie de maan schijnt door de bomen


Het wordt weer tijd om naar Saint-Pompon te gaan, want ons middeleeuwse huis is het ideale decor om kerst te vieren. Met z'n tweetjes, in de oorverdovende stilte van de winterse Périgord. Zodra we arriveren, gaan we de eerste truffels zoeken op onze eigen grond, dit met assistentie van de bevriende hond Tim. Dit jaar heb ik de zolder geïsoleerd zodat het een stuk behaaglijker zal zijn.
Maar dat is nu altijd het triviale: we barsten van het werk, we hebben eigenlijk geen tijd voor ontspanning. Terwijl we drommelsgoed weten dat ontspanning er juist voor zorgt dat je met veel meer energie productief kan zijn. Ik had gepland om dit weekend te vertrekken, maar het komt er niet van. Wat ook een rol zal spelen, is dat het kerstgevoel dit jaar nog heel ver weg is. Het lijkt wel of het midden in de zomer sinterklaas was. Pas sinds gisteren zijn de bladeren van de bomen gewaaid. Zie de maan schijnt door de bomen was er in 2011 pas na sint en pieterman. En op dit moment is er weer een stralende herfstzon, op 9 december nota bene. Ach, ik ben er zeker van dat de heimwee naar Saint-Pompon en de hunkering naar een vers truffeltje in de loop van volgende week dermate sterk worden dat we de Amerikaan zullen starten met 120 liter benzine plus 120 liter lpg aan boord. Als we dan vervolgens na een uurtje of vijf Orléans voorbij zijn, komen we weer in een andere wereld terecht... Vanuit die wereld zal ik u dan verder berichten.